Mijn plek opeisen – de kracht van boosheid

Als ik vanmiddag na een inspirerende durf te vragen sessieover hoe ik van mijn roman Dubbelliefde 3.0 een bestseller kan maken, op Amsterdam Centraal Station kom, tref ik een overvolle trein aan. Ik ben in een niet zo goed humeur. Soms zijn er dingen in de liefde die niet lopen zoals je wilt en daar heb ik op dit moment even flink last van. In de trein vind ik een lege plek, godzijdank. De lege plek in kwestie is bezet door een koffer. De eigenaar, een flitsende veertiger in krijtstrepen pak hangt aan zijn mobiele telefoon. Op zakenreis geweest en gewend zijn zin te krijgen, denk ik meteen. Hij heeft duidelijk geen zin om plaats te maken voor mij.

De koffer of ik?

‘Kunt u niet verderop een plekje zoeken, mijn koffer staat hier,’ vraagt hij me met een hulpeloosheid die hem niet past.
‘Die koffer kunt u toch naast u neer zetten, in de gang of bij de deur’ opper ik.
Maar daar heeft hij geen oren naar.
‘Er is vast nog wel een plekje verderop, probeer het maar,’ zegt hij alsof ik een lastig kind ben en gaat verder met zijn telefoongesprek alsof ik niet besta.
Ik zucht, laat me wegsturen en loop door naar het eind van de coupe. Wat ik al wist werd bevestigd: alle plaatsen zijn bezet en ook het tussenstel staat vol met mensen.

Dit wordt mijn plek

Ik voel hoe mijn irritatie toeneemt en loop terug. Vandaag ga ik mijn ingehouden boosheid eens lekker gebruiken, besluit ik. Ik ga weer bij hem staan, in afwachting van de afronding van zijn telefoongesprek. Hij kijkt geïrriteerd in mijn richting, alsof ik een lastige vlieg ben die is teruggekomen. Ik kijk terug alsof niets me nog kan deren. Dit wordt mijn plek, besluit ik. Als hij uiteindelijk het telefoongesprek beëindigd heeft, kijkt hij me arrogant aan. Wat jij kunt, kan ik ook, bedenk ik.

‘Sorry, ik kom toch weer terug. De trein is vol en deze plaats is leeg,’ zeg ik uitdagend. Vandaag geef ik me niet zomaar gewonnen.
Heeft u al in de andere coupe’s gekeken?, vraagt hij dan.
Een andere passagier valt me bij.
‘U kunt uw koffer toch in het gangpad zetten, dat is toch geen probleem?’.
Ik vervolg: ‘Iedereen staat al in het tussenstel, en deze plaats is leeg. Normaal gesproken was ik doorgelopen maar je hebt de pech dat ik in een slecht humeur ben. En dus kom ik nu mijn plek opeisen,’ daag ik hem uit alsof het de gewoonste zaak van de wereld is.
Hij kijkt me een paar seconden aan en geeft zich dan gewonnen. Met een zucht staat hij op en zet hij zijn koffer in het gangpad om plaats te maken voor mij.

Krachtmeting

Daar zit ik dan, naast een boze arrogante zakenreiziger. Ik gluur vanuit mijn oogharen naar de man naast mij. Eigenlijk is het wel een lekker ding. Donkere krullen geknipt in een nonchalante look, heldere lichtgrijze ogen en een krachtige kaaklijn. Hij zou zo door kunnen gaan voor de hoofdpersoon van mijn roman Dubbelliefde 3.0. Zou hij misschien zijn vreemdgegaan op zijn zakenreis, vraag ik me af.

Ik voel de spanning die tussen ons hangt in mijn buik en realiseer me meteen: hier wil ik de rest van de reis niet mee zitten. Ik buig me naar hem toe en zeg dan zachtjes en heel vriendelijk, alsof ik een geheimpje vertel:
‘Maar gelukkig is het bijna weekend…’
Hij glimlacht.
‘Het is al weekend’ verbetert hij me.
“En, heb je een goede reis gehad?’ vraag ik dan opgewekt nieuwsgierig
‘Ja hoor, het was een prima week,’
‘Zakenreis zeker. Waar ben je geweest?’ vraag ik, alsof ik er alle recht op heb het te weten na alle consternatie
‘Porto.”
‘En wat heb je gedaan?’ vervolg ik, terwijl ik in gedachten de overspelscène van mijn roman voor me zie
Hij antwoordt iets over printers en veiligheid. Niet mijn ding en dus stokt het gesprek.
Even is het stil.
‘Sorry, u had natuurlijk gelijk,’ bekent hij dan, ‘maar ik baal gewoon dat ik in de spits reis en alles zo vol is’
‘En je dacht, ik probeer het gewoon?’ 
raad ik, terwijl ik hem een blik van verstandhouding toewerp
‘Ja,’ 
antwoordt hij terwijl hij me ietwat verrast aankijkt. 
‘Ik heb hetzelfde hoor, het is mij veel te druk in Amsterdam dus dacht ik: wegwezen hier. En dan zo’n volle trein in de spits, sja.’

We glimlachen naar elkaar. De spanning is verdwenen.

De rest van de reis verloopt ontspannen. Als ik uit stap, wenst hij me een fijne avond en ik wens hem een prettige verdere reis.
Ik ben verbaasd over de kracht van het effectief gebruiken van mijn boosheid en hoe ik de sfeer heb weten te keren.
Het geeft me een waanzinnig goed gevoel want uiteindelijk heerlijk heb gereisd.
Ik heb mezelf overtroffen, besef ik.

En mijn boze bui? Die is op slag verdwenen…

Speak Your Mind

*